Het structuralistische dialectonderzoek

Het structuralisme inspireerde ook de dialectologie. Het credo "un système où tout se tient" leidde tot meer aandacht voor de intern-linguïstische verklaring van taalveranderingen en de verspreiding ervan. De klemtoon op "forme et pas substance" leidde tot fonologische, morfologische en syntactische studies; de semantiek bleef onderbelicht.

 

Structuurgeografie

In de structuurgeografie vergelijkt men meestal de structuur van foneemsystemen en doet men een poging tot intern-linguïstische verklaring van taalveranderingen en hun verbreiding. De aanzet daartoe werd gegeven door aanhangers van de Praagse fonologie, vooral A. Martinet en W.G. Moulton. Een causale (d.w.z. linguïstisch-structurele) samenhang ligt voor de hand wanneer van twee verschijnselen de verspreiding en isoglosse samenvallen. Dat is bijvoorbeeld zo bij de wegval van de eind -e als voorwaarde voor de wegval van de eind -n in het Brabants.

De structuurgeografie werd bij ons geïntroduceerd door K. Heeroma (1961), Structuurgeografie en J. Goossens (1969), Strukturelle Sprachgeographie. Andere vertegenwoordigers waren H. Entjes en A. Weijnen.

Concepten als veranderingsketens (push en drag chains), functionele belasting van fonemen en evenwicht of symmetrie in systemen komen vaak voor in de structuurgeografie.


Publicaties:

  • talrijke fonologische studies van J. Goossens, K. Heeroma, A. Weijnen, J. Taeldeman
  • studies i.v.m. het lexicon: vooral i.v.m. homonymie- en polysemievrees (A.P. Kieft, 1938, Homonymie en haar invloed op de taalontwikkeling).
  • over semantiek: Goossens J. (1963), Semantische vraagstukken uit de taal van het landbouwbedrijf in Belgisch-Limburg.
  • over syntaxis: vooral V.F. Vanacker, G. De Schutter, A. Pauwels, A. Sassen, J. De Rooij.