De ontwikkeling van strikt lokale fenomenen kan zich voordoen in sommige overgangsdialecten (bijv. het Maldegems) en vooral in stadsdialecten (b.v. Gents, Brugs, Eekloos, Ronses, Kortrijks), waarvan het dialect dan een taaleiland gaat vormen.
De ontwikkeling van eigen taalkenmerken wordt geconditioneerd door drie factoren:
In Vlaanderen lijkt in elk geval het Gentse dialect zijn eilandkarakter te behouden. Het Antwerpse stadsdialect breidt uit over heel de provincie Antwerpen; het Brugse stadsdialect daarentegen wordt stilaan vervangen door het West-Vlaamse regiolect.
Op deze kaart van Gent en omgeving worden enkele fonologische kenmerken weergegeven. Het eilandkarakter van de stad blijkt duidelijk uit het feit dat de lenisering, of uitspraak als b, d en G (zoals in garçon) van de consonanten p, t en k in een groot deel van westelijk Oost-Vlaanderen voorkomt, maar in de stad Gent zelf afwezig is. In het gebied rond Gent heeft men het bijvoorbeeld over een baGere en een kadde, terwijl die woorden in de stad Gent zelf als bakker en katte uitgesproken worden.