Soorten van geleidelijkheid

Dialecten gaan meestal niet abrupt in elkaar over. De overgang van het ene dialect naar het andere gaat gewoonlijk geleidelijk, maar dat kan op verschillende manieren gebeuren. Vooral de rol van de 'overgangsdialecten' is daarbij interessant om te bestuderen. Dialecten die gesproken worden in de bredere of smallere strook waar twee grote dialectgebieden aan elkaar grenzen, ondergaan meestal invloeden van die beide grote dialectgroepen en hun sprekers. Die invloeden kunnen dus zowel linguïstisch als sociaal zijn.


Linguïstische geleidelijkheid: invloeden van het dialect zelf

 

Tussenvorm

De gemeente Kleit, een deelgemeente van Maldegem, ligt in het noorden van het West-/Oost-Vlaamse overgangsgebied. In het 'tussendialect' van Kleit wordt de 'tussenvorm' aangetroffen. Zo wordt het woord ijs in het West-Vlaams uitgesproken als 'ies', terwijl in Oost-Vlaanderen de uitspraak 'èès' voorkomt. In Kleit ligt de uitspraak daar tussenin en spreekt men van 'es'.

 

Combinatorische splitsing

Soms worden ook kenmerken van twee dialectgebieden met elkaar gecombineerd. In het tussendialect van Waregem bijvoorbeeld, dat net als Kleit in het grensgebied van West- en Oost-Vlaanderen ligt, wordt het West-Vlaamse met het Oost-Vlaamse taalverschijnsel gecombineerd.

 

Lexicale diffusie

Dialecten in een overgangsgebied kunnen ook nu eens het ene dialect volgen, en dan weer het andere. Het is dus perfect mogelijk dat de uitspraak van twee op elkaar lijkende woorden in een overgangsdialect helemaal anders is. Zo heeft men het in West-Vlaanderen bijvoorbeeld over een 'karre' en een 'sparre', terwijl men in Oost-Vlaanderen van een 'kerre' en een 'sperre' spreekt. In het Kleits hoor je enerzijds 'kerre', net zoals in het Oost-Vlaams dus, en anderzijds 'sparre', zoals in het West-Vlaams. 

 

Sociale geleidelijkheid: invloeden van de dialectsprekers

In het overgangsdialect is er soms een sociaal bepaalde verdeling: de jongere generatie gebruikt dan de ene vorm, terwijl de oudere generatie een andere gebruikt. In de West-Vlaamse gemeente Deerlijk bijvoorbeeld hoort men de jongere generatie 'roeëk' (rook) zeggen, zoals in het West-Vlaams, terwijl de ouderen nog 'ruuëk' zeggen, zoals in het aangrenzende Oost-Vlaams. De West-Vlaamse vorm wint hier dus terrein ten nadele van de Oost-Vlaamse, die waarschijnlijk met de oudere generatie dialectsprekers zal uitsterven.

 

Polarisatie: Linguïstische en sociale abruptheid

In sommige gevallen gaat de overgang van het ene dialect naar het andere niet geleidelijk maar toch abrupt. Een voorbeeld daarvan vinden we in het dialect van de gemeente Vlekkem, dat  in het grensgebied van het Oost-Vlaams en het Brabants ligt. Terwijl men in het Oost-Vlaams van een 'vis' spreekt en in het Brabants van een 'vies', hoor je in Vlekkem de uitspraak 'ves'. Dit overgangsdialect zet zich dus af tegen zowel de Brabantse als de Oost-Vlaamse vorm en kiest voor een eigen uitspraakvariant.