Dialectkaarten interpreteren

Elke taalkaart biedt een momentopname van een taalgeografische dynamiek: de kaart bevat steeds taalvormen waarvan sommige expansief en andere regressief zijn. De interpretatie van een dialectkaart komt dus neer op (een poging tot) beantwoording van volgende vragen:

  • Hoe verhouden de verschillende taalvormen zich diachroon tot elkaar? Welke vorm is regressief en welke expansief?
  • Hoe is de innovatie (= doorgaans de expansieve vorm) te verklaren?
  • Hoe is de verspreiding van beide vormen te verklaren?

 

Om de dynamiek van het kaartbeeld te achterhalen kunnen we op een aantal middelen een beroep doen:

  1. Een oudere dialectkaart van hetzelfde fenomeen
  2. De vorm van de dialectgebieden
  3. De plaats van de vormen in een natuurlijke fonetische keten
  4. Diastratisch diepteonderzoek


Bij de interpretatie van een taalkaart moeten extern-linguïstische en intern-linguïstische factoren in principe uiteengehouden worden. Voor de bespreking van een taalkaart wordt vaak gebruik gemaakt van dialectgeografische basisbegrippen als dialectlandschap, terraslandschap en taaleiland.

 

Geografische taalovergangen

Een belangrijke vraag in de dialectgeografie is: hoe geleidelijk of abrupt gaan dialectvorm x en y in elkaar over? De meeste dialecttegenstellingen vormen vaker geleidelijke dan abrupte overgangen, zeker in de 20ste eeuw, wegens de algemene nivellering van de dialecten onder invloed van de standaardtaal. Scherpe isoglossen bestaan echter, al zijn ze in de minderheid; geografische polarisering komt inderdaad voor. De mate van geleidelijkheid heeft te maken met de taalcomponent - hoe minder sterk de taalcomponent gestructureerd is, hoe meer kans op geleidelijkheid - en met de mogelijkheid tot intermenselijk verkeer.

Klassieke dialectgeografische (voor)studies op monostratische basis geven aan waar zich waarschijnlijk geleidelijke overgangen voordoen, die dan op basis van aanvullend diastratisch onderzoek blootgelegd kunnen worden. Ook taalattitude-onderzoek kan in overgangsgebieden verhelderend zijn.

Hier geven we enkele voorbeelden van verschillende soorten van geleidelijkheid. De dorpen Kleit, Waregem en Deerlijk in de voorbeelden liggen in het West-/Oost-Vlaamse overgangsgebied; Vlekkem ligt in de overgangszone tussen Vlaams en Brabants.