Het nut van de dialectologie

De dialectologie is een tak van de wetenschap die op zichzelf staat, maar het onderzoek naar dialecten kan ook nuttig zijn voor andere onderzoeksgebieden binnen de linguïstiek. Zo is dialectologie ook nuttig:

 

Voor de algemene linguïstiek

De studie van 'natuurlijke' talen maakt het mogelijk allerlei theorieën over taal en methodes voor taalbeschrijving te toetsen.

 

Voor de historische taalkunde

De dialectologie levert bouwstenen voor de beschrijving van het Nederlands. Zo kunnen bijvoorbeeld relatieve chronologieën opgesteld worden op basis van het adagium "aus dem räumlichen Nebeneinander ein zeitliches 'Nacheinander'".

 

Dat wordt mooi geïllustreerd op deze kaart van de dialectische uitspraak van de tweeklank /ui/. We zien in het centrum van het taalgebied (Brabant en Noord- en Zuid-Holland) dat de woorden huis en muis met een tweeklank of diftong worden uitgesproken, zoals in de Standaardtaal. In de meer perifere gebieden komt nog de ongediftongeerde uitspraak voor. Daaruit kunnen we afleiden dat de nieuwe gediftongeerde uitspraak zich vanuit het centrum heeft verspreid, maar niet alle perifere gebieden van het taalgebied heeft bereikt. Vormen die geografisch naast elkaar (Nebeneinander) voorkomen, geven dus eigenlijk verschillende fasen in een chronologische evolutie weer (Nacheinander).

 

Bovendien kunnen theorieën over het hoe en het waarom van taalverandering in de dialectstudie getoetst worden.

 

 

De redenen voor taalverandering kunnen zowel taalintern als -extern zijn: intern-linguïstische factoren zijn onder andere natuurlijke fonetische tendensen en causale samenhangen (push en drag chains). Extern-linguïstische factoren kunnen bijvoorbeeld sociale gerichtheid of psycho-sociale factoren zijn.

 

 

Als hulpwetenschap voor andere taalkundige disciplines

  • Antropolinguïstiek

Bevestiging van de semantische-universaliteitshypothese (Katz 1971: Elke taal ontwikkelt spontaan de middelen om ‘alles’ te kunnen zeggen, m.a.w. het cognitief bereik van alle talen is even groot). Daarnaast wordt ook het linguïstische relativiteitsprincipe bevestigd (cf. van Humbolt/Sapir/Weisgerber: Talen zijn - vooral in hun lexicale middelen - een afspiegeling van het wereldbeeld van de sprekers).

  • Naamkunde

Verklaring van toponiemen en antroponymische variatie.

  • Ortofonie

Onderzoek naar de dialectische interferenties bij het praten van de standaardtaal.

  • Filologie

Localisering en interpretatie van oude teksten.

  • Literatuurstudie

De studie van dialecten verhoogt de toegang tot regionaal gekleurde literaire teksten (b.v. Buysse, Boon).