In de Transformationeel-Generatieve Grammatica gaat men uit van twee niveaus: in de syntaxis ziet men een oppervlaktestructuur en een dieptestructuur en in de fonologie maakt men een onderscheid tussen een fonetisch oppervlakteniveau en een fonologisch diepteniveau.
De verbinding tussen de twee niveaus wordt tot stand gebracht door een stel expliciete, geordende transformatieregels.
Deze benadering zorgt echter voor enkele problemen:
Monografieën (vooral fonologische: Bv. hoe is de fonologische component van dialect x gestructureerd?) en geografische studies (vooral fonologie: explicitering van de aard van de verschillen tussen dialecten).
Het belangrijkste centrum lag in het Zuiden: de vakgroep Nederlandse Taalkunde van de UGent met vele licentiaatsverhandelingen o.l.v. Johan Taeldeman (prototypische studie: Taeldeman J. (1985), De klankstruktuur van het Gentse dialekt).