Brabants

 

Afbakening

 

Het gebied waarin Brabants wordt gesproken, bestaat uit de provincies Noord-Brabant, Antwerpen en Vlaams-Brabant en stemt grotendeels overeen met het oude hertogdom Brabant. De toonaangevende politieke en economische positie die het oude hertogdom lange tijd bekleedde – hertog Jan I onderwierp bv. met de Slag van Woeringen in 1288 het prinsbisdom Luik aan zijn souvereiniteit – heeft ook op talig vlak sporen nagelaten. De Brabantse dialecten oefenen tot op de dag van vandaag – het machtscentrum van Vlaanderen en België ligt nog steeds in de Brabantse driehoek tussen Antwerpen, Brussel en Leuven – invloed uit op de aangrenzende Limburgse en Vlaamse dialecten, die dus aan een langzaam tempo verbrabantsen.

De Denderstreek in het zuidoosten van Oost-Vlaanderen is daardoor op dialectologisch vlak een echt  overgangsgebied geworden tussen Vlaams en Brabants. Aan de andere zijde van het Brabantse dialectgebied vertonen de Getelandse dialecten in de regio tussen Tienen en de Limburgse provinciegrens nog wat overblijfselen van hun vroegere sterker Limburgse kleuring, zoals bijvoorbeeld het gebruik van ich in plaats van ik.

In de provincie Noord-Brabant zijn er dan weer enkele perifere gebieden, waar de dialecten niet Brabants genoemd kunnen worden, maar aansluiten bij dialectregio’s buiten het oude hertogdom. Dat is met name het geval in het noordoostelijke land van Cuijk (Gelderse dialecten), het zuidoostelijke Budel (met een Limburgs dialect) en het noordwestelijke Westhoeks (dialectologisch aansluitend bij het Hollands, met bv. jij i.p.v. gij).

Het Brabantse gebied kan verder ingedeeld worden in zes dialectregio’s: het Noordwest-Brabants, het Midden-Noord-Brabants, het Oost-Noord-Brabants, het Kempens, het Zuid-Brabants en het Getelands.

 

Enkele Brabantse kenmerken

 

Het persoonlijke voornaamwoord van de tweede persoon enkelvoud luidt in de Brabantse tongvallen gij en niet je of du, zoals resp. in het westelijke West-Vlaams (Westhoek en kuststreek) en het Limburgs. Het Brabantse gij is eeuwen geleden al aan zijn veroveringstocht begonnen (denk bv. aan Bredero’s ‘Spaanse Brabander’, die in de Hollandse Gouden Eeuw razend populair was) en wordt ook tegenwoordig nog door zowat alle Nederlandstaligen beneden de Grote Rivieren gebruikt als informele vorm in de standaardtaal.

 

De Brabantse dialecten onderscheiden zich ook door enkele klinkereigenaardigheden, die eveneens langzaam maar hardnekkig oprukken in het informele standaardtaalgebruik van steeds meer niet-Brabantse Vlamingen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de uitspraak van de tweeklanken ei en ui als lange eenklanken èè (zoals in Fr. mère) en èù (zoals in Fr. beurre): ‘Den trèèn staat bèùten en hij rèèdt als ze flèùten’, en dat van langsom meer ook in stations buiten Brabant.

Ook typisch Brabants, maar elders in opmars, is het in alle gevallen lang uitspreken van de ie en oe. In het Nederlands zijn deze twee klinkers verkort, behalve wanneer en een r op volgt. U hoort het lengteverschil in de woordparen: biet/bier en boek/boer. Brabanders spreken de ie en oe echter altijd lang uit. De korte ie – die in het Nederlands dus bijna altijd voorkomt, behalve voor een r – wordt in het Brabants gebruikt in plaats van de korte i (en op dezelfde wijze wordt de korte u een uu). Brabanders spreken dus van een puut 'put' en een brielleke 'brilletje'. Het verschil dat in het Nederlands bestaat tussen een korte i ( als in bidden) en korte ie (als in bieden), wordt in het Brabants dus iets minder duidelijk: de ie wordt de ene keer kort en de andere keer lang uitgesproken. Voor niet-Brabantse oren klinkt dat soms niet zo erg verschillend en dan lijkt het of er geen verschil zou zijn bij bv. ne vieze vies 'een vieze vis'. Dit samenvallen van korte i en korte ie staat overigens in het Brabantse gebied zelf erg onder druk. Onder invloed van het niet meer zo dialectvaste noorden van het taalgebied worden tegenwoordig ook in de dialecten in Noord-Brabant de korte i’s al niet meer als ie, maar op z’n Nederlands uitgesproken.

 

 

Bron: Rob Belemans, Het Brabants (cd-rom Taalkamer, Huis van Alijn Gent en vakgroep Nederlandse taalkunde UGent)